Waar komt onze naam vandaan?

De troosttekst “Nachamoe, nachamoe amie” (Troost, troost Mijn volk, zegt uw God) is nauw verbonden met de diepe rouw van Gods volk.

 

In de geschiedenis van Israël zijn er 2 dagen geweest die rampen over het volk brachten: de 17e in de maand Tammuz en de 9e in de maand Av.

 

Volgens oude overleveringen heeft Mozes op de 17e Tammuz de door God gegeven stenen tafelen gebroken, nadat het volk het gouden kalf gemaakt had. Maar ook werden op deze dag, tijdens de belegering van Jeruzalem door de Babyloniërs, bressen in de muren van Jeruzalem geslagen. En jaren later, tijdens de grote opstand tegen het Romeinse rijk, viel het grootste gedeelte van de stad Jeruzalem in handen van Titus Vespasianus … op de 17e Tammuz.  

 

Op de 9e Av werd door God besloten dat het volk 40 jaar door de woestijn moest zwerven. Omdat de verspieders geen vertrouwen hadden in Gods belofte en zij het volk hadden opgestookt tegen God, mochten zij het beloofde land niet binnentrekken. Op de 9e Av stortte de verdediging van de stad Jeruzalem in en drongen de Babyloniërs de tempel binnen om die vervolgens met brand te verwoesten. En ook de 2e tempel werd door de Romeinen op deze zelfde dag verwoest. Maar ook later … eeuwen later, in 1492, markeert deze dag – de 9e Av – de laatste dag waarop alle Joden Spanje moesten verlaten.

 

En zo zijn door de eeuwen heen deze beide dagen steeds verbonden geweest aan de meest dramatische gebeurtenissen en donkerste dagen in de Joodse geschiedenis.

 

Tussen de 17e Tammuz en de 9e Av liggen precies 3 weken. Drie donkere weken, herinneringen aan 3 weken van angst. Dan is het een algemene rouwtijd. De 3 sabbatten die in deze weken vallen, dragen ook deze stempel van nationale rouw.

 

Ook de profetische gedeelten van deze 3 weken hebben betrekking op de rouwtijd.

  • Op de 1e sabbat wordt Jeremia 1 en 2 tot vers 3 gelezen.
  • Op de 2e sabbat wordt Jeremia 2:3-28 gelezen.
    Maar er wordt geëindigd met Jeremia 3:4: Van nu af aan – niet waar? – zult gij Mij weer Vader noemen; de Leidsman mijner jeugd zijt Gij!
  • Op de 3e sabbat, de sabbat die voorafgaat aan de 9e Av, wordt Jesaja 1:1-28 gelezen. Deze sabbat wordt geëindigd met enige hoopvolle verzen uit de Profeten.

    Zacharia 1:16 en 17: Daarom, zo zegt de Here: Ik keer in erbarming tot Jeruzalem weder; mijn huis zal daarin gebouwd worden, luidt het woord van de Here der heerscharen en het meetsnoer zal over Jeruzalem gespannen worden. Predik verder: Zo zegt de Here der heerscharen: Wederom zullen mijn steden overvloeien van het goede; nóg zal de Here Sion troosten, Jerusalem nóg verkiezen.

    en

    Jesaja 51:3: Want de Here troost Sion, Hij troost al haar puinhopen; Hij maakt haar woestijn als Eden en haar wildernis als de hof des Heren; blijdschap en vreugde zullen er gevonden worden, loflied en geklank van gezang.

Hierop volgt de vastendag van de 9e Av, Tisj’ah be’av. Op deze dag van rouw en gebed wordt Jesaja 65:24 gelezen: En het zal geschieden dat Ik antwoorden zal, voordat zij roepen; terwijl zij nog spreken, zal Ik verhoren.

 

Na de vastendag van de 9e Av zijn de troostweken aangebroken. Op de 7 volgende sabbatten wordt gelezen uit Jesaja, vanaf hoofdstuk 40.

De 1e sabbat die volgt op de vastendag van de 9e Av, Tisj’ah be’av, heet Sabbat-Nachamoe, Troost-Sabbat, naar het eerste woord uit Jesaja 40:1 “Troost o, troost Mijn volk“. Dan klinkt het troostwoord van de profeet Jesaja. “Troost Mijn volk“‘ spreekt God door de profeet, “want voldoende geleden heeft het, voldoende heeft het voor zijn zonden geboet. Roep het luid uit tot de steden van Juda, dat God verschijnen zal met sterke arm en als een herder zijn kudden verzamelen zal“.

 

Zo klinken 7 weken lang de woorden van troost van Jesaja.

 

Als ook deze 7 weken van troost voorbij zijn gegaan, dan is het Joodse Nieuwjaar gekomen.

 

Als de profeet Zacharia het herstel verkondigt, belooft hij dat deze dagen van rouw in dagen van vreugde zullen veranderen. Zacharia 8:19: Zo zegt de Eeuwige Zebaoth: de vastendag der vierde maand (tammuz) en de vasten­dag der vijfde maand (av) en de vastendag der zevende maand (tisjri) en de vastendag der tiende maand (tewèth) zullen voor het huis van Juda worden tot blijdschap en vreugde en tot feestgetijden”.

 

Nachamoe, nachamoe amie” (Jesaja 40:1)

 

Moge de Heer vertroosting brengen aan Zijn volk, dat door Hem genoemd wordt “ongetrooste”, en deze troost vergezeld worden met ons gebed:

Dat de vastendagen voor het huis van Juda spoedig mogen worden tot blijdschap en vreugde en tot feestgetijden“.